УДК 008+929.7 Stefan Kiedron
Uniwersytet Wrociawski
RUSSISCHE STUDENTEN AAN NEDERLANDSE UNIVERSITEITEN IN DE VROEGMODERNE TIJD — EEN VERKENNING
The universities in the Northern Netherlands, to start with the first Calvinist academy of Leiden in Holland (established 1575), earned in a relative short time great fame all over Europe. They gathered within few decades very many students from many European countries: from Sweden over German lands till France — and from Scotland till Russia. The students who by the enrolment gave their nationality as 'Russus', were of course not that many as students from other European countries — still, it is interesting to observe their presence in Holland or Friesland in the early modern times. This article is an attempt to sketch the presence of Russian students in this period. Among more than hundred names of students from Russia (mostly from Moscow and St. Petersburg, but also from Vyatka — today's Kirov, or from Astrakhan) who in the 17th and, much more intensive, in the 18th centuries came to study in the Northern Netherlands, one can find as important figures as Alexander Kurakin, Boris Golitsyn or Vassily Kolokol-nikov.
Keywords: Russian students, Universities of Northern Netherlands, University of Leiden, Peter the Great, Alexander Kurakin, Laurentius Blumentrost.
Стефан Кедрон
Вроцлавский университет
русские студенты в нидерландских университетах в раннее новое время — пилотный проект
Университеты в Северных Нидерландах, в первую очередь кальвинистский Лейденский университет Голландии (создан в 1575 г.), за сравнительно короткое время добились большой известности в Европе. За несколько десятилетий в них успело поучиться множество студентов из других европейских стран: от Швеции и Германских земель до Франции и от Шотландии до России. Студентов, которые при записи в университет указывали свою национальность как 'Russus', было, разумеется, не так много, как студентов из других европейских стран, — тем не менее их присутствие в Голландии и во Фрисландии в раннее Новое время является интересным предметом для изучения. Данная статья представляет собой попытку собрать информацию об этих студентах. Среди более чем сотни имен студентов из России (в основном из Москвы и Петербурга, но также из Вятки и Астрахани), учившихся в XVII-XVIII веках в Северных Нидерландах, можно обнаружить такие важные имена как Александр Куракин, Борис Голицын и Василий Колокольников.
122
DOI: 10.21638/11701/spbu21.2016.111:
Ключевые слова: русские студенты, университеты на севере Нидерландов, Лейденский университет, Петр Первый, Александр Куракин, Лаврентий Блю-ментрост.
1. INLEIDING
De universiteten in de Noordelijke Nederlanden verwierven in de 17de en 18de eeuw Europese faam. Toen de eerste van hen, de universi-ten van Leiden, in 1575 werd gesticht, kon dat nog niemand vermoe-den. En toch: enkele decennia later werd deze universitet in heel Europa beroemd en er kwamen duizenden buitenlanders om hier te studeren [zie o. a. Otterspeer, 2000]. En aan het einde van de 17de eeuw, in de jaren 1697-98, kwam naar Holland "de Grote Ambassade" (Великое посольство; Velikoje posolstvo) van de Russische tsaar Peter de Grote [zie daarover o. a. Karpov, 1997]. Een van de resultaten ervan waren grotere aantalen van studenten uit Rusland die vanaf het begin van de 18de en vooral in de tweede helft van deze eeuw aan Noord-Nederlandse universiteiten kwamen studeren.
In 1425 kregen de Lage Landen, met toestemming van de paus, de eerste universiteitin het Brabantse Leuven. In 1559 ontstond in de Franstalige Vlaamse stad Dowaai een tweede hogeschool: de Université de Douai — uitgesproken contrareformatorisch van aard. Koning Filips II wilde de vooral in Vlaanderen en Brabant groeiende protestantse 're-bellie' liquideren — wat hem, zoals bekend, niet lukte. De calvinisten, aangevoerd door Willem van Oranje, werden heer in Holland, Friesland en Zeeland. Zij vormden later (samen met Utrecht, Groningen, Overijs-sel, Gelderland en Drenthe) de Republiek der Verenigde Nederlanden. Om deze nieuwe staat te consolideren, besloot Willem, zijn eigen 'kaders' te vormen. Dat kon — via een eigen universitaire opleiding, uiter-aard zonder de pauselijke toestemming.
De eerste calvinistische universiteit in de Noordelijke Nederlanden werd door Willem van Oranje in 1575 in het Hollandse Leiden gesticht. Een jaar na zijn dood, in 1585, kreeg Friesland de academie in Franeker. De derde universiteit was die van Groningen in 1614, en de vierde die van Utrecht, gesticht in 1636. Ondertussen, in 1632, ontstond ook (als concurrent in Holland tegen de Leidse universiteit; daarbij: elke provin-cie mocht slechts één universiteit bezitten) — het Athenaeum Illustre in Amsterdam dat als hogeschool fungeerde. En in 1648 werd de universiteit in het Gelderse Harderwijk gesticht. Binnen een betrekkelijk korte
tijd beschikten dus de Noordelijke Nederlanden meteen over zes hoge-scholen — op een zeer klein gebied. Een unicum in Europa...
2. FACULTEITEN EN NATIONALITEITEN
Alle deze universiteiten waren uiteraard religieus (of: ideologisch) tegen de Rooms-Katholieke Kerk gericht. Maar ze hadden wel de vroe-gere, Middeleeuwse, universitaire structuur aangenomen — met vier fa-culteiten. De belangrijkste ervan was die van de Sacro-Sancta Theologia, op de tweede plaats kwam de Facultas Utriusque Juris: de faculteit voor kerkelijk en civiel recht. Deze twee faculteiten zouden het ruggegraat van de nieuwe Noord-Nederlandse staat vormen. Uiteraard was de hier gedoceerde theologie die van de calvinisten; en het hier gedoceerde recht dat van de ambtenaren van de calvinistische staat. De derde faculteit in de traditionele hiërarchie was die van medicijnen. De vierde, laagste, was die van de vrije kunsten, de Artes Liberales (ook filosofische faculteit genaamd).
De belangrijkste en meest bekende — in heel Europa — was de Uni-versiteit van Leiden. Er waren hier in bepaalde periodes van de 17de eeuw zelfs meer buitenlanders dan Nederlanders. Van de ca. 25.000 studenten in de eerste 100 jaar van het bestaan kwamen ca. 57 % studenten uit het buitenland [Otterspeer, 2000, p. 267]. De bloeiperiode vormden de jaren 1625-1650; Holland leek toen een paradijs temidden van zo veel oorlogen in Europa. De aantallen van de buitenlandse studenten variëren van ca. 5700 [Colenbrander, 1925, p. 278] tot ca. 7000. Ca. de helft daarvan waren Duitsers, daarna de Engelsen en dan de Fransen. Er waren ook betrekkelijk veel Denen, Zweden, Hongaren en Polen [Otterspeer, 2000, p. 267].
Ook aan de andere Noord-Nederlandse universiteiten waren er veel buitenlandse studenten, zij het in veel mindere aantallen — ook omdat daar over het algemeen minder studenten ingeschreven waren. Daarbij waren e, wat bij de toenmalige Noordnederlandse wereldexpansie niet verwondert, studenten uit verre, exotische landen, bijv. in Utrecht een "Indo-Batavus" (dus iemand uit Oost-Indië) of een "Japona-Indus" (dus iemand uit Japan) of een student "in insula Curacao natus".
Zoals gezegd: Leiden gaf de voorrang — de andere universiteiten volgden. De namen van de studenten kan men in de Alba Studiosorum van de afzonderlijke universiteiten vinden [Album Studiosorum Acade-miae Lugduno-Batavae, 1875; Album Studiosorum Academiae Franeke-
rensis, 1968; Album Studiosorum Academiae Groninganae, 1915; Album Studiosorum Academiae Rheno-Traiectinae, 1876; Album Studiosorum Academiae Gelro-Zutphanicae, 1906] maar deze bronnen moeten zeker met de nodige voorzichtigheid worden benaderd. De inschrijving aan een universiteit was verbonden met talrijke privilegies — zowel finan-cieel als ook sociaal, dus veel mensen wilden in de universiteitsregis-ters komen. Aan de andere kant waren de gegevens van de studenten (of ze nu inderdaad studeeerden of alleen 'figureerden') door de Rector Magnificus nie altijd precies opgeschreven. Hij had de naam en de herkomst van elke student zo opgeschreven zoals hij dat hoorde. Bij de vaststelling van de nationaliteit — zoals die in de vroegmoderne tijd werd gevoeld — was hij eveneens uitgegaan van de informatie van de vers aangekomen gasten.
Wij vinden dus bijv. in het Leidse Album Studiosorum... namen van "Afanaci Russus" ipv. Athanasius of van "Michael de Narrihkin" ipv. "Naryshkin" — de eerste was een alleen met zijn voornaam — Афанасий — genoemde famulus (dienaar) van de Russische aristo-craat "Nicolas de Borissov", de andere was een vertegenwoordiger van het machtige geslacht Narisjkin. De aangegeven nationaliteit was ook niet altijd duidelijk. De ene student noemde zich "natione Bohemus, educatione Polonus", een andere wilde ingeschreven staan als "Polonus Neophyta" (dus: een Poolse Jood). Er was ook nog een "Ruthenus"; hij kwam uit het Pruisische Koningsbergen, het huidige Kaliningrad . Een andere student uit deze regio noemde zich "Tilsa-Prussus", hij kwam dus uit de stad Tilsit, vandaag Sovjetsk. Nog iemand anders was "Anglo-Belga" — en weer een andere noemde zich "Batavus educatione, Moscovita natione".
3. RUSSISCHE STUDENTEN
Zo komen wij nu totbij Russische studenten. De allereerste student die men een 'Russus' kan noemen, kwam naar de Leidse universiteit begin mei 1605. Hij noemde zich "Joannes Hueperus Moscovita ex urbe Moscou", was 18 jaar oud en studeerde medicijnen [Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae 1875, p. 78]. Op een volgende student uit deze contreien moest Leiden bijna 20 jaar wachten: op 16 januari 1624 schreef zich in het Leides.
Album Studiosorum... een Jacobus Stellingwerf. Hij noemde zich "Moscovita", was 20 jaar oud en studeerde aan de laagste faculteit: Phi-
losophia. Meer dan 12 jaar later, op 29 September 1636, werden twee 20-jarige Moscovieten voor medische studies ingeschreven: Valenti-nus Bilius en Hans Westhoff. Weer vijf jaar later, op 4 augustus 1641, werd Hermannus a Stellingwerf Moscovita, 17 jaar oud, als student van Letteren en Mathematices ingeschreven (een zoon van Jacobus?). In 1675 kwam de al eerder genoemde "Batavus educatione, Moscovita na-tione" naar het Friese Franeker — het was Arnoldus ab Hulst die een jaar later zich ook in het Gelderse Harderwijk liet inschrijven; een 'Peregri-natio academica' langs meerdere universiteiten was in die tijd niet uniek [zie o. a. Kiedron, 1994]. Op 7 november 1686 werd in Leiden Andreas Albanus Moscoviensis, 28 [jaar oud], Mat[hematices studiosus] ingeschreven en op 27 februari 1688 Fridericus Ernestus Koenigch Russus. 20, P[hilosophiae studiosus] — de eerste student die zich 'Rus' noemde [Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae 1875, p. 695].
Voor de "Grote Ambassade" van Peter de Grote studeerden dus in de Noordelijke Nederlanden 9 studenten, allemaal uit een stad: Moskou. Veel is dat niet, vergeleken met de duizenden buitenlanders uit andere landen die vooral naar Leiden kwamen. Dat zou met de komst in augustus 1697 van tsaar Peter naar Holland veranderen. Reeds in 1698 ver-scheen in Franeker Jacobus Ewouts de Jongh die zich Wologda-Russus noemde — hij kwam dus niet uit Moskou. In 1699 had zich aan de uni-versiteit Groningen wel iemand uit Moskou ingeschreven: Carolus Jacobus Eisenberg. Hij studeerde — absoluut uniek voor een Rus in de Noordelijke Nederlanden — theologie. Een calvinistische theologie, wel te verstaan. Een jaar later had hij zich voor dezelfde studierichting ook aan de universiteit Franeker ingeschreven (Album Studiosorum Acade-miae Franekerensis; Album Studiosorum Academiae Groninganae).
Veel meer Russen kwamen naar de Nederlandse universiteiten na het tweede gezantschap van Peter de Grote in de jaren 1716-1717. De tsaar had nu een netwerk van contacten in Nederland opgebouwd — dank-zij prins Boris Koerakin (1676-1727), zijn officiele vertegenwoordiger [Wagemans, 2013, p. 23; Pikuza, 2016, p. 11]. De familie Koerakin was in het toenmalige Rusland toonaangevend — naast de familie Narisjkin; Natalja Kirillovna Narisjkina (1651-1694) was moeder van tsaar Peter de Grote. Leden van deze families zullen wij als studenten in Leiden nog zien. Naast Prins Koerakin was er nog een tweede belangrijke persoon: de Nederlander Johannes van den Burg (1633-1731), zijn rechterhand. Hij was reeds vanaf 1707 in dienst van de tsaar en fungeerde later als
correspondent over Nederlandse aangelegenheden. Vaak zond hij berichten naar Rusland over Nederlandse 'couranten' die daar speciaal ge-registreerd werden als "ot ^aHgeHÖypra" — van VandenBurg [Maier, Shamin, 2011, p. 95]. Het resultaat van deze ontwikkelingen was dat er nu betrekkelijk snel en in betrekkelijk grotere aantallen — zeker verge-leken met die uit de 17de eeuw — studenten uit Rusland naar Nederland kwamen, zoals wij dat in de gegevens van het Leidse Album Studiosorum... zien.
Aan het begin van de 18de eeuw vinden wij hier namen van Fran-ciscus Ardinois ex Moscovia, 18 jaar, ingeschreven op 27 maart 1711; Laurentius Blumentrost Moscovita, 23 jaar, M[edicinae studiosus], ingeschreven op 15 maart 1713; op Juni 1717: Sergius de Mitrof [Dimi-trov?] Moscovita, 20, J[uris studiosus], Alexander Jovanus Moscovita, 20, J[uris studiosus] en Alexius de Mitrof [Dimitrov?] Moscovita, 20, J[uris studiosus]; 13 oktober 1717: Gotfriedus Stelling Moscovita. 24, M[edicinae studiosus].
In de jaren 20. van de 18de eeuw hebben zich in Leiden leden van de belangrijkste Russische aristocratische families ingeschreven. Op 22 fe-bruari 1721 kwam hier Epaphroditus Moussin Pouchkin,Eques Russiae, 20 jaar oud, Mat[hematices studiosus]. Hij was een voorvader en naam-genoot van Epaphrodit Stjepanovitsj Moessin-Poesjkin (1791-1831), een van de deelnemers, als marineofficier, aan de Decembristenopstand in 1825). Op 6 oktober 1721 werd Johannes Mardwinof, 21 jaar oud en student wiskunde, in het Album... ingeschreven, en op 20 juni 1721 een andere student wiskunde, de 21-jarige Athanasius Greck uit Moskou.
Op 3 december 1723 werd Theodorus Apraxin Moscovita, 20 jaar, J[uris studiosus] in Leiden ingeschreven, vertegenwoordiger van een volgende zeer invloedrijke Russische familie. Een van zijn voorouders, Fjodor Matvejevitsj Apraksin (1661-1728), was gouverneur van de toen enige haven van Rusland, Archangelsk, en later president van de Russische Admiraliteit. Een latere nakomeling van dit geslacht, Stepan Fjodorovitsj Apraksin (1792-1862), had de (boven ivm met Epaphrodit Moessin-Poesjkin genoemde) Decembristenopstand van 1825 neerge-slaan — en werd door de tsaar tot generaal-majoor bevorderd.
De laatste drie Russen die in dit decennium naar Leiden kwamen, waren geen Moskovieten. Op 13 december 1725 werd Adamus Antonius Brzijski [Borzewski?] Zamoscio-Russus. 26, M[athematicae studiosus] ingeschreven — een edelman uit de Poolse stad Zamosc die zich
als Russus (of: Ruthenus?) beschouwde. Op 18 juli 1726 verscheen voor de Leidse Rector MagnificusNicolaus Romswinckel Archangela-Russus, 20 jaar oud, J[uris studiosus] — uit het verre Archangelsk aan de Witte Zee. En op 1 februari 1727 kwam Philippus Permekof Astracano-Rus-sus, 26 jaar oud, Mat[hesis studiosus] — nu uit het zuidelijke Astrachan niet ver van de Kaspische Zee.
De eerste Rus die in de jaren 30. naar Leiden kwam, opende een lange reeks van studenten medicijnen. Het was Henricus Meuxen Mos-coviensis, 23 jaar oud, ingeschreven op 2 april 1732. Studenten aan de medische faculteit waren ook: op 7 december 1733 Joannes Gothofre-dus Gregorii Moscoviensis, 21 jaar oud, in oktober 1734 Abrahamus Ens Petropolitanus, 20 jaar oud — de eerste Rus uit St. Petersburg, op 3 september 1738 Otto Barckhuysen Moscua-Russus, 24 jaar oud, en op 9 oktober van hetzelfde jaar Jacobus Daniel Rutgers Muscovia-Russus, 20 jaar oud.
Ook de jaren 40. van de 18de eeuw zagen in Leiden Russische studenten medicijnen: op 13 augustus 1743 Andreas Sevasto Moscovita, 20 jaar; op 17 september 1745 Frans Klanke Moscua-Russus, 20 jaar oud, op 1 augustus 1747 Henricus Bacheracht Petropolitanus, 20 jaar oud en op 12 september 1747 Rudolphus van Jever Moscoviensis, eve-neens 20 jaar oud. De jaren 50. werden op 14 september 1750 "geopend" door Georgius Thomas Asch Petropolitanus die op de leeftijd van amper 21 jaar reeds "M[edicinae] Dr." was — en aan de Leidse univer-siteit "Hon[oris] e[rgo]" was ingeschreven. Op 13 oktober 1751 kwam Alexius Protassof, 36 jaar oud. Op 14 februari 1752 kwam "ex Parva" de 25-jarige Johannes Poletyka, op 18 juli 1753 de 26-jarige Constantinus Scepin uit Wiatca/Vjatka, het huidige Kirov — hij studeerde als enige Rus Botanica en had zich twee jaar later, op 10 september 1755, opnieuw laten inschrijven. Op 13 maart 1755 verscheen in Leiden een Fromholt Johan Bruinings Russus, 21 jaar oud — maar hij was slechts famulus van de 18-jarige Hollander Gulielmus Cornelius van der Mast Delphensis. Deze Delftenaar vertrok een jaar later, in mei 1756, per schip "Hoop" naar Batavia in Oost-Indie — en kwam pas na twee jaar, in 1758, terug (zie "Willem Cornelis van der Mast", Openarchieven). Daarna kwamen nog enkele 'Hollands' klinkende "Russi" die allemaal het 'praktische' vak medicijnen studeerden: op 11 november 1756 Nicolaas van Amstel Moscovia-Russus, 18, op 29 december 1757 Alexius Protazof Petropolitanus Russus, op 28 juli 1758 Johannes Fredericus Mout Petropolitanus,
33 en op 1 augustus 1759 Christophorus Andreas de Melle Petropoli-Russus, 21.
De jaren 60. zijn zeer rijk aan Russische studenten in Leiden: de ee-rste is, op 29 augustus 1760, Martinus Kleuetscoj (KneBeTCKon) Petro-politanus, 18 jaar — hij studeert theologie, een zeer unieke keuze voor een Rus. Op 12 september 1761 komt een groep van meteen 8 Russen, allemaal studenten medicijnen: Johannes Peschkouwskoi Russus, 27, Johannes Laskewitz Russus, 32, Sila Mitrophanoff Russus, 29, Josephus Tymkouwski Russus, 29, Bornas Tuchorski Russus, 27, Petrus Pogoret-sici Russus, 29, Alexius Sydorou Russus, 25, en Cassyanus Jagelski Russus, 24. Op 5 juli 1762 sluiten zich Stephanus Fialkowski Russus en Kosma Roschalijn Russus aan, en op 23 augustus 1762 komt Joannes Andreas Wiekhoff Petropolitanus. Deze laatste is meer dan drie jaar later nog steeds bezig met zijn medische studies in Leiden: hij had hier in 1765 zijn traktaat Specimen physiologicum inaugurale de alimentorum in chylum mutatione gepubliceerd.
De inschrijvingen van de volgende studenten in dit decennium vermelden als studierichting eveneens medicijnen: 14 juli 1763 Simeon Zi-belin Muscovia-Russus, Petrus Weniaminoff Muscovia-Russus, 17 mei 1765 Gregoire Sobolewsky Russus, 26, 2 december 1766 Anthonius Abramoff Petropolitanus, 20, 1 september 1767 Jean Abraham Bouha-gaff Petropolitanus, 24 oktober 1769 Johannes Roesslein Russus, 22. Een uitzondering is de op 28 april 1769 ingeschreven Jean Cacheleff Musco-via-Russus, 17 jaar oud, die rechten studeert.
Op 14 juli 1770 kwam naar Leiden "Alexander de Borisof Equestris ordinis Russus" die rechten zou studeren. Hij kwam in gezelschap van een Consiliarius en drie famuli, waaronder de Rus Toufaeff de Metrie. Borisofs leeftijd werd niet genoemd maar we weten hoe oud hij was: 18 jaar. Het was namelijk de latere vice-kanselier, prins Aleksandr Bo-risovitsj Koerakin (1752-1818), late nakomeling van Boris Koerakin, de ambassadeur van Peter de Grote, zelf ook ambassadeur in de tijd van Napoleon — hij had deelgenomen aan de onderhandelingen van de Vrede van Tilsit in 1807.
Ook vertegenwoordigers van andere aristocratische Russische families kwamen naar Leiden. Wij vinden in het Leidse Album Studiosorum... namen van prins Stephanus Kalitchoff (16 oktober 1770, rechtenstudent, met famulus Stephanus Demidoff), Nicolaus de Meiheri-now Petropolitanus (22 februari 1771, ook rechtenstudent, 19 jaar oud,
samen met drie famuli, waaronder Nicolaus Boehm Russus, 25, en Niquitti Alexandroff Russus, 23) en twee jonge prinsen Leon en Michael Wolkonskoy uit Moskou (1 maart 1771, Leon 17 jaar, Michael 16 jaar, allebei rechtenstudenten), zonen van prins Michail Nikititsj Wolkonskij (1713-1788), in hetzelfde jaar 1771 'stadscommandant' (Градоначальник) van Moskou. Een dag later werden vier "famuli Principum Wolkonskoy" ingeschreven: Gavrilla Bissonof Moscovita, 29, Ivan Soubotin Moscovita, 19, Bariss Retchougin Moscovita, 21, en Jean Reimann Regiomontanus (dus uit Koningsbergen, vandaag Kaliningrad), 35.
Op 6 december 1773 kwam naar Leiden Andreas Italinskij Russo-Transsulanus, 30 jaar, student medicijnen. Op 28 juli 1774 kwamen meteen twee hoge aristocratendie zich allebei voor de rechtenstudie hadden ingeschreven: prins Nicolas de Borissov (dus: Koerakin) met twee famuli (Albert Lokwart Praga-Bohemus, 30, en Afanaci Russus — dus Афанасий, 25) en Michael de Narrihkin (dus: Narisjkin) met twee famuli (Martin Lebel Borussus en Nicola Russus). De Narisjkins waren verwant met de Koerakins — en met de Wolkonskis. En: ze waren alle-maal 'Comiti Russi'. Dat was ook te zien aan hun hofhouding metfamuli of consiliarii; de burgerlijke cultuur van de Protestantse Hollanders of Friezen verschilde daar zeer zeker van.
Er kwamen nog meer edelen uit Rusland. Op 16 augustus 1774 werd Nicolaus Oseretsky Moscua-Russus ingeschreven voor de studie — en dat is nieuw — van Chemia & Physica. Twee maanden later kwamen Nicolaus Comes de Romanzoff, 21, en zijn broer Serge Comes de Romanzoff, 20, allebei rechtenstudenten (met twee famuli: Jean Sauvage Gallus, 33, en Cosmus Michailoff Russus, 26). Dan zijn er, op 21 november 1774, twee studenten Chemiae: Nicetas Sokolof, 26, en Basilius Zujeff, 21. En op 7 februari 1775 schrijft zich — voor de zo zelden gekozen (calvinistische) theologie — Basilius Antonsky in.
In maart 1775 komen weer prinsen uit St. Petersburg rechten stu-deren: Stephanus Apraxin en Alexin Princeps Kourakin. Stepan Stepa-novitsj Apraksin (1757-1827) werd later cavalerie-generaal, Alexej Bo-risovitsj Koerakin (1759-1829) was een jongere broer van Aleksandr Borisovitsj Koerakin, later werd hij minister van binnenlandse zaken van Rusland en was, uiteraard, met de Apraksins familiar verwant. De beide prinsen hadden een groot hof in Holland. Aan de universiteit werden samen met hen ook Alexandre Guilliaume de Moissy "Advocatus
in Curio Parisiensi, et Ephorus supra inscriptorum Nobilium duorum juvenum" ingeschreven, als ook de famuli Matphjeus Tartarinof Rus-sus, Peter Prale Viennensis en Jacobus le Brun Genevensis. Op 31 juli van datzelfde jaar kwamCarolus Fridericus Butzow Petropolitanus, 26, M[edicinae studiosus], en op 29 augustus Carolus Comes de Sievers Russus, 17, J[uris studiosus] — samen met Johan von Lysander Cur-landus, Ephorus Comitis et Contubernalis, 27, en twee famuli: Michael Peterson Livonus, 28, en Caspar David de Bruin Haganus, 17. Karl Joachim Sievers (Сиверс, 1758-1800) was kleinkind van Joachim Johann von Sievers (1674-1753), vanaf 1725 kapitein in het Russische leger, en zoon van Karl Jefimovitsj Sievers (1710-1774), opperhofmaarschalk bij tsarina Catharina II. De Sievers waren belangrijke vertegenwoordigers van het zogenaamde Остзейское дворянство (Ostzeeyskoye dvorjanst-vo) — de „Oostzee-adel" in dienst van de Russische tsaar.
Een groot aantal Russische adellijken kwam in 1777. Op 22 april schreef zich André Baro von Freedericksz Petropolilanus, 18, J[uris studiosus], in (samen met famulus Gustaf Inkenberg Kemsola-Russus, 40). Op 14 juni kwamen Basilius Princeps Hawansky, 19, J[uris studiosus] en zijn jongere broer Petrus, 15 jaar, die — als vierde van alle Russen — voor theologie had gekozen, en hun 49-jarige Franse Epho-rusLeonard Auguste Fremont Alengona-Normandus. Aan hen sluitten zich op 25 oktober 1777 nog drie famuli aan: Carolus Pilati Tridentinus (dus uit Trente), 44, en Paramond Tomanowsky Moravia-Russus (een interessante combinatie van herkomst), 35. Twee dagen later kwam nog een derde famulus, Jaques Collet Haga-Batavus, 18. En op 2 augustus 1777 werd de 16-jarige Vladimir Cheremettew (Шереметев), Mosco-via-Russus als Juris studiosus ingeschreven, vertegenwoordiger van één van de oudste adellijke families in Rusland.
Aan het einde van de jaren 70. zien wij nog vijf Russen in Leiden. De eerste van hen is de op 22 september 1778 — opnieuw, na vier jaar (zie 21 novermber 1774), ingeschreven Basilius Zoujew Petropolitanus, 25, M[edicinae studiosus]. Vassilij Fjodorovitsj Zoejev (1754-1794) was later een befaamd bioloog en lid van de Academia Petropolitana, de eerste Russische academie van de wetenschappen in St. Petersburg. De volgende Russen waren: op 15 september 1779 DanielSamoïlow, 35, M[edicinae studiosus], op 11 november 1779 TheodosiusKourika, 30 (ook medicijnen), op 18 december 1779 Basilius Skoczkowsky, 29, rechtenstudent, en TheodorusPolytkowsky, 24, student medicijnen.
Ook in de jaren 80. kwamen naar Leiden betrekkelijk veel Russen. Als eerste kwam in januari 1780 een volgende prins: Alexius Scha-chowsky Petropolitanus, 19 jaar oud, J[uris studiosus]; twee weken later arriveerde zijn famulus Alexander Fedorow, 25. Het geslacht Shachovs-koj (Шаховской) behoorde tot de meest vooraanstaande Russische families en was afkomstig van de Rurikiden die tot in de late 16de eeuw de Russische tsaaren leverden.
Op 25 november 1780 werden aan de Leidse universiteit drie prin-sen uit het beroemde geslacht Golitzyn (Голицын, ook: Galitzyn) ingeschreven, alle drie voor de rechten: de broers Michel Galitzin, 15 jaar oud, Boris Galitzin, 14 jaar oud, en Alexis Galitzin, 13 jaar oud. Samen met hen kwamen de Ephorus Jacob Socologorsky, 34 jaar, en twee famuli : André Smirnoff, 24 jaar en Jean Daniel Feifer, 28 jaar. Michail Golitzyn had zich nog een keer voor de rechtenstudie ingeschreven: op 10 september 1784, samen met zijn Ephorus Pierre Jean Maslenot ex Galliae provincia Lorraine.
Michail Andreevitsj Golitzyn (1765-1812) werd later hofmeester in Petersburg. Boris Andreevitsj Golitzyn (1766-1822) was reeds nu lid van het Preobrasjenskij Regiment — de lijfgarde van de tsaar. Voor zijn latere verdiensten voor de tsaar tijdens de Poolse opstand van Tadeusz Kosciuszko in 1794 kreeg hij de Orde van Sint-George. Tijdens de veld-tocht van Napoleon naar Rusland in 1812 nam hij deel aan de Slag bij Borodino. Alexei Ivanovitsj Golitzyn (1767-1807) was later ook een hoge officier, maar hield zich ook met literaire activiteiten — hij had o. a. de werken van Voltaire in het Russisch vertaald.
Een volgende belangrijke Russische edelman in Leiden was Grego-rius Comes Razoumowsky Petropolitanus, 22 jaar — die (vanaf 24 december 1781) als eerste Rus de Historia naturalisstudeerde. Grigorij Ki-rillovitsj Razoemovskij (1759-1837) hield zich vooral met mineralogie en zoölogie bezig, hij werd erelid van de Russische Academie van de Wetenschappen, maar leefde reeds vanaf zijn studietijd in West-Europa, vooral in Parijs en in Lausanne, waar in 1782 de Oeuvres de M. le comte Grégoire de Razoumowsky werden uitgegeven.
Op 12 maart 1782 kwam Henricus van Ahnrop Russus, 20, J[uris studiosus], en een dag later ook zijn famulus Jurgen Johan Stafenau Livonus, 23 jaar. In juli 1786 verscheen in Leiden Johannes Octiawo Tschijzews-ky, 22 jaar, om medicijnen te studeren, in september kwamen de broers Alexander (17 jaar) en Joannes dAblesoff (16 jaar) om rechten te stude-
ren. En meer dan twee jaar later, op 1 november 1788 kwamen Basilius Kolocolnicow, 27 jaar, en Maximus Newsorow Russus, 26 jaar, allebei voor medicijnen. Vasilij Jakovlevitsj Kolokolnikov (Колокольников,
1761-1792) en zijn vriend Maksim Ivanovitsj Nevsorov (Невзоров,
1762-1827) kwamen beiden uit families van geestelijken, studeerden in Leiden enkele jaren en hadden allebei de graad van Dr. Med. behaald. Ze werden na hun tergkeer naar Petersburg leden van een geheime Ja-cobijnse club, presenteerden mystieke ideeën van de rozenkruisers — en belandden uiteindelijk in een krankzinnigengesticht.
Het Leidse Album Studiosorum... vermeldde aan het einde van de 18de eeuw nog Henricus XIII, Comes ac Dominus de Flavia, Ruthenus, die op 16 mei 1789 samen met zijn Gubernatori Wilhelmus Hartwigh de Campen, Johannes Block, Hermannus Smit en Christophorus Thal rechten kwam studeren. Hendrik XIII (1747-1817) was een Graaf en Heer te Plauen in Duitsland (dus: niet 'Flavia' maar 'Plavia' in het Latijn) uit het Huis Reuss in Thüringen, daarom dus 'Ruthenus' — maar niet van Russische afkomst.
In de 19de eeuw waren in Leiden studenten die als 'Russus' waren vermeld, niet meer zo talrijk. Op 13 oktober 1806 werd Boguslaus Samuel de Kurnatowski ex Izabelin ad Grodow in Lithuania Polon. Russ, 23 jaar, voor theologie ingeschreven. Dat Boguslaw Kurnatowski (17831820) Litouwer, Pool en tegelijk Rus werd genoemd, betekende dat hij als Pool in Litouwen woonde dat na de Poolse delingen aan Rusland kwam. Dat hij calvinistische theologie studeerde, verwondert niet — hij was predikant van de gereformeerde gemeente in Vilnius.
Een interessante inschrijving vinden wij op 26 september 1840: het gaat om de 20-jarige rechtenstudent Amir Hacoob Howannes [Jacob Joannes] ex Urbe Tiflis Russ[iae] Asiat[icae] Metrop[oli]. Op 27 september 1871 zien wij nog een Guilielmus van Bijlandt e Petropoli Russus, 18 jaar, en op 2 oktober 1872 een Demetrius Ludovicus van Bijlandt Petropolitanus, 17 jaar. Het zijn kennelijk broers en ze studeren allebij rechten.
En — om de lijst compleet te maken — er waren nog twee eerstevrou-wen die aan de Universiteit Leiden studeerden. Ze werden op 24 oktober 1873 ingeschreven en ze kwamen allebei — uit Rusland. De eerste was Olga von Stoff (1850-?) en de tweede Fanny Berlinerblau (1852-1921). Zij hadden eerst, vanaf 1870, in Zurich medicijnen gestudeerd maar in 1873 had de Russische regering de studie aan deze universiteit verboden.
Toen besloten ze om naar Leiden te gaan. De Rector Magnificus schreef hen meteen in als eerste vrouwelijke studenten. Alleen: de hoogleraar in
de gynaecologie wilde geen onderwijs aan vrouwen geven. Ze gingen dus
meteen weg: naar Bern, waar ze ook promoveerden. Fanny Berlinerblau ging daarna naar het Amerikaanse Boston waar ze later carriere maakte [Otterspeer, 2005, p. 75].
4. SLOT
Wanneer wij de gegevens uit de Nederlandse Alba Studiosorum, vooral dat van Leiden, met de algemeen-Europese ontwikkelingen ver-gelijken, dan zien wij dat de studenten uit Rusland in de 17de eeuw hier slechts incidenteel voorkwamen — maar dat ze in de 18de eeuw een niet onbelangrijk deel van de academische gemeenschap uitmaakten. Leiden had in de jaren 1625-1650 het grootste aantal studenten bereikt: meer dan 11000. Daarna werden de aantallen kleiner, om in de periodes 1701-1725, 1726-1750, 1751-1775 en 1776-1800 respectievelijk van ca. 6700 over minder dan 6000 en een kleine 3900 studenten tot een kleine 2700 studenten te komen (Wansink 1981: 7). Aan het einde dus: vier keer minder.
Maar als we deze getallen met die van de studenten vergelijken die hun nationaliteit als 'Russus' hebben aangegeven dan zien we een dui-delijk groeiende ontwikkeling. Aan het begin van de 17de eeuw waren er slechts 2 studenten die zich 'Russus' noemden, in het tweede kwart van die eeuw 3, in de tijd 1651-1675 geen en in de periode 1676-1700: 2. Dan was er een duidelijke verandering: de 'Grote Ambassade' van Peter de Grote 'veroorzaakte' de komst van meer Russische studenten dan in de hele 17de eeuw, namelijk: 10, en in de jaren 1726-1750 waren dat 12 studenten. De periode 1751-1775 kan men als een explosie van de 'Russische aanwezigheid' noemen. Er kwamen in die tijd 60 studenten uit Russland naar Leiden. Een tweede grote golf vormden de jaren 1776-1880, namelijk 30 Russische studenten. Van de in totaal 114 namen van studenten uit Rusland in de 17de en 18de eeuw waren dus bijna 90 (dus bijna 80 %!) in de tweede helft van de 18de eeuw geregistreerd. Als men bedenkt dat het algemene aantal buitenlandse studenten in de late 18de eeuw — zoals gezegd — zeer sterk verminderde, dan viel de 'Russische aanwezigheid' in deze tijd wel in het oog.
literatuur
Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae... MDLXXV-MDCCCLXXV, o.r.v. Willem du Rieu, Hagae Comitum apud Martinum Nijhoff MDCCCLXXV.
Album Studiosorum Academiae Franekerensis [Album of Students of the Franeker University] (1585-1811, 1816-1844), o.r.v. S. J. Fockema Andreae en Th. J. Me-ijer. Franeker, T. Wever, 1968.
Album Studiosorum Academiae Groninganae. Groningen, J. B. Wolters, 1915.
Album Studiosorum Academiae Rheno-Traiectinae MDCXXXVI-MDCC-CLXXXVI. Ultraiecti apud J. L. Beijers et J. van Boekhoven, 1876.
Album Studiosorum Academiae Gelro-Zutphanicae MDCXLVIII-MDCCCXVIII, cura D.G. van Epen, Hagae Comitis 1906.
Colenbrander H. T. De herkomst der Leidsche studenten. Pallas Leidensis, Leiden, 1925, pp. 273-303.
Karpov G. M. Velikoe posol'stvo i pervoe zagranichnoe puteshestvie Petra I [Grand Embassy and the First Journey Abroad of Peter the Great]. Kaliningrad, Ian-tarny skaz Publ., 1997. (In Russian)
Kiedron S. Voorwaarts naar het land van de orakels! Oosteuropeanen aan Noordnederlandse universiteiten na de Opstand. De zeventiende eeuw, 1994, no. 10 (1), pp. 73-78.
Maier I., Shamin S. M. Obzory inostrannoi pressy v Kollegii inostrannykh del v poslednie gody pravleniia Petra I [Reviews of Foreign Press in College of Foreign Affairs in the last years of Peter the Great's Reign]. Rossiiskaia istoriia [Russian History], 2011, issue 5, pp. 91-112. (In Russian)
Otterspeer W. Groepsportret met Dame I. Het bolwerk van de vrijheid. De Leidse universiteit, 1575-1672. Amsterdam, 2000.
Otterspeer W. Groepsportret met Dame III. De werken van de wetenschap. De Leidse universiteit 1776-1876. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2005.
Pikuza D. De Russisch-Orthodoxe Kerk in Nederland. Verleden en heden. Afstu-deerscriptie. Wroclaw, 2016, in voorbereiding.
Vagemans E. Tsar' v Respublike. Vtoroe puteshestvie Petra Velikogo v Gollandiiu (1716-1717) [The Tsar in the Republic. The second visit of Peter the Great to Holland (1716-1717)]. St. Petersburg, Evropeiskii dom Publ., 2013. (In Russian)
Wansink H. Politieke wetenschappen aan de Leidse universiteit 1575-±1650. Utrecht, HES Publishers, 1981.
Willem Cornelis van der Mast, op 14 mei 1756 in dienst van Verenigde Oostin dische Compagnie. Openarchieven. Available at: https://www.openarch.nl/show.php ?archive=ghn&identifier=10df6c2f-f815-4c15-8241-33554e50976c&lang=nl (geraadpleegd op 26.04.2016).
Стефан Кедрон
доктор филологических наук, профессор, кафедра Нидерландской филологии, Вроцавский Университет. E-mail: kiedron@uni.wroc.pl stefan.kiedron@uwr.edu.pl
Stefan Kiedron
Doctor of Philology, Professor,
Department of Netherlandic Philology,
University of Wroclaw.
Kuznicza Street, 22
50-138 Wroclaw (Poland)
E-mail: kiedron@uni.wroc.pl
stefan.kiedron@uwr.edu.pl
Статья поступила в редакцию 15.04.16, принята к публикации 30.05.16